Het kerstverhaal van Knager en Ekster (2, slot)
Dit is het vervolg op het verhaal van gisteren…
Knager zag van onder de jas niet waar ze heen gingen. Na een tijdje haalde het meisje hem onder haar jas vandaan en werd hij in een houten kist gezet. Hij keek om zich heen. Hij zat gevangen!
‘We laten hem toch wel weer vrij als hij beter is he?’ vroeg het mensenmeisje.
‘Lotte, we hebben al zo weinig te eten… Dat kan toch niet?’ zei het grote mens.
‘Waarom mocht ik hem dan meenemen?’
Het grote mens zei niets en zuchtte alleen. Snel liep hij de kamer uit. Het meisje bleef nog even bij Knager en aaide hem. Eigenlijk voelde dat best prettig en het was hier ook lekker warm. Misschien zou het allemaal nog meevallen, al hoopte hij dat hij snel weg mocht om naar het grote dierenfeest te gaan. En toen ook het meisje weg was zat Knager alleen te wachten.
‘Pssst! Knager!’ riep iemand. Ekster zat op de rand van het kistje. ‘Gaat het?’
‘Alleen een zere poot. Maar het meisje is best lief. En volgens het grote mens kan ik niet blijven dus ze zullen me zo wel laten gaan.’
Ekster schudde zijn hoofd alsof hij heel dom was.
‘Oh oh oh, Knager, wat leren ze je toch op school… De mensen willen je opeten!’
‘Nee!’ riep Knager.
‘Nou en of,’ zei Ekster. ‘Je moet hier weg.’
‘Hoe dan?’ zei Knager.
‘Ik heb wel een idee. Wacht hier.’ En weg was Ekster weer.
Op dat moment kwam het grote mens de kamer weer binnen, met achter hem het meisje dat heel hard huilde.
‘Dat mag je niet doen! Dat mag niet!’ riep het meisje. Het grote mens keek naar zijn dochter en toen naar Knager.
‘Lotte, we hebben geen geld en geen eten… Wat moeten we dan eten met kerst?’
‘Ik heb liever honger!’
‘Lotte, wacht maar in de kamer. Ik moet dit doen.’ Knager zag dat de mens een groot glimmend ding met een scherpe rand zijn hand had. Het meisje ging huilend de kamer uit. De grote man kwam dichter bij. Het glanzende ding hield hij stevig vast en Knager begon te beven van angst. Hij deed zijn ogen dicht en wachtte op het einde. Maar er gebeurde niets. Hij deed zijn ogen weer open en zag dat er water uit de ogen van de mens liep. Hij snapte er niets van. Opeens werd hij opgepakt.
‘Lotte!’ riep de man.
Het meisje kwam binnen.
‘Laat hem maar weer gaan.’
Het meisje omhelsde haar vader. En voor hij het wist stond knager weer in de sneeuw. Hij was niet ver van de plek waar hij was gevangen dus kon hij de weg makkelijk weer vinden. Ekster zag hij nergens. Hij kon alleen maar weer op weg gaan en hoopte dat Ekster hem daar zou vinden.
Zo liep hij verder door de sneeuw tot hij opeens achter hem hoorde roepen.
‘Knager! Je leeft nog!’ Het was Ekster.
‘Ja, ik mocht zo maar weg!’
‘Oh? Waarom?’
‘Weet ik niet.’
‘Dan spijt het me wat ik heb gedaan,’ zei Ekster met een kleur.
‘Wat dan?’
‘Ik ben mijn zware harde glansding gaan halen, met die steen er aan. Die heb ik naar het hoofd van de mens gegooid. Toen hij over zijn bult wreef ging ik in je kistje kijken maar je was weg. Ik dacht dat je al opgegeten was. Maar ze waren kennelijk niet zo vreselijk gemeen.’
‘Nee. Dat meisje was best lief. En die grote had raar water in zijn ogen.’
De ekster moest dat even verwerken.
‘Nou, het is ook maar vreemd volk,’ zei hij. ‘Nadat ik dat glansding op zijn kop had gegooid begon die grote mens opeens te lachen en te zingen. “Een diamant! Een diamant!” riep hij. En hij zei iets over nooit meer honger hebben. Nou, ik heb het geprobeerd, maar glansdingen kan je niet eten.’
Knager knikte. Ze kwamen aan op de grote open plek waar de andere dieren al wachtten. Ze vertelden over hun avonturen terwijl ze zich tegoed deden aan beukennootjes en eikelpasteitjes en allerlei andere lekkernijen. Het was een heerlijk feest.