Baardman

Baardman

Het is een algemeen misverstand dat een baard hebben betekent dat je je minder hoeft te scheren. Het probleem is niet dat mijn baard als geheel te lang wordt. Ik loop niet snel het risico aangezien te worden voor een lid van ZZ Top. Het probleem is dat mijn baardharen nogal individualistisch zijn ingesteld. In plaats van samen tot een coherent geheel te groeien, zitten er exemplaren bij de zich vreselijk uitsloven. Die steken al snel ettelijke centimeters boven het maaiveld uit.
Als ik er dus niets aan doe ziet het geheel er uit alsof de baarden van Catweasel en Karl Marx een liefdesbaby kregen met de daarbij behorende genetische mutaties.
Ik spendeer dus meer tijd voor de spiegel dan zonder baard. Met elektrisch scheerapparaat, gewoon mesje en baardtrimmer moet ik regelmatig de zaak bijwerken om te voorkomen dat uitgaansgelegenheden mij de toegang ontzeggen.
En dan heb ik het nog niet gehad over de hoeveelheid tijd en energie gaat zitten in het baardbewustzijn. Dit is vooral iets van de eerste weken na het moedige besluit tot baardigheid. Ik betrapte me er op dat ik om de haverklap mijn eigen wangen en kin aan het aaien was. Vraag me niet waarom, maar het was onweerstaanbaar. En de jeuk! Het constante beseft dat er iets zat.
Daar kwam dan ook nog het spiegelkijken bij. Ook weer zoiets wat ik niet bewust deed, maar waar mijn vriendin me (door middel van veel en hard lachen) op attent maakte. Ik kon niet anders dan heel regelmatig mezelf in reflecterende oppervlakken (ruiten, voorbij rijdende auto’s, zonnebrillen van volslagen vreemden) bekijken.
Vraag me opnieuw niet waarom. De enige theorie die ik heb is dat mijn brein probeerde dit nieuwe fenomeen te verwerken: de subroutines die het ‘zelfbeeld’ verzorgden hadden kennelijk erg veel moeite om deze nieuwe interne pasfoto te registreren:
“ERROR. Ik heb geen baard. Dus is er geen baard. Afbreken, overslaan of opnieuw bekijken?”
Ondertussen zit ‘ie er al meer dan een jaar op, en ben ik er aan gewend. Nu zit ik niet iedere minuut meer aan mijn kin, maar slechts een paar keer per uur. En de enige reden dat ik me er af en toe bewust van word dat het ooit anders was, is als ik mensen tegenkom die ik lang niet heb gezien. Ik zie bij hen dan dezelfde gezichtsuitdrukking die ik van mezelf in de spiegel herken, gemengd met zoekende ogen die zich afvragen of er ergens lijm zit die de boel op zijn plaats houdt.
En dat zit er niet. Dat zijn etensresten.

Reageren is niet mogelijk.