Kaftpapier

Kaftpapier

Vanaf de eerste dag in de brugklas tot het moment dat ik eindelijk met een diploma de deur uit kon, ging er geen dag voorbij dat ik niet wenste dat het schoolgebouw zou ontploffen. Of dat ik zelf een ziekte kreeg die absoluut geen ongemak veroorzaakte maar het wel onmogelijk maakte om naar school te gaan. Aangezien zowel het internationale terrorisme als de Mexicaanse griep nog niet in Nederland bestonden, was er geen ontkomen aan.
Iedere dag op de fiets, door de polder, tegen de wind in, naar leraren die me dingen wilden leren waar ik toen van overtuigd was dat ik ze nooit nodig zou hebben.
En allemachtig, wat heb ik me daarin vergist zeg.
Er gaat tegenwoordig geen dag voorbij zonder dat iemand met een panische blik mijn kantoor binnenstormt en roept: “Snel! Harry! Reken het bruto nationaal product van Bolivia uit! En we moeten er een Keynes grafiek bij hebben! Er staan levens op het spel!” En wat ben ik blij dat ik nu dankzij het eindeloos geduld van mijn wiskundeleraar (waarbij ‘eindeloos’ gelijk staat aan 22 seconden) weet hoe ik niet alleen een parabool kan tekenen, maar ook een raaklijn die de parabool maar op een punt raakt.
Er zijn natuurlijk nog talloze uitermate belangrijke en levens veranderende brokjes kennis op mij overgebracht. Allemaal zaken die van Groot Belang waren. Het maakt nu even niet uit dat de bovenstaande punten echt de enige twee feiten zijn die me zijn bijgebleven. Oh en de stelling van Pythagoras natuurlijk, maar die leer je niet op school. Die zweeft gewoon rond in de ether en hecht zich aan ieders brein om op onlogische momenten uitgesproken te worden. “A kwadraat plus B kwadraat is C kwadraat”.
Maar het belangrijkste wat ik van de middelbare school heb geleerd is het belang van Kaftpapier. Er waren momenten in de les dat ik er van overtuigd was, dat ik beter en plein publiek over de schoenen van de docent kon urineren dan met een boek aan te komen waar geen kaftpapier omheen zat. Ik herinner me die panische avonden voor de school begon (natuurlijk doe je dat de avond ervoor. Welke gek kaft zijn boeken nou in de vakantie?) tussen stapels lesboeken zat, terwijl de kat probeerde door het net afgeknipte vel kaftpapier te racen. Buiten was het donker. Binnen scheen een geel gloeilampje, en ik had het gevoel dat ik dit voor de rest van mijn leven zou moeten doen.
Dat belang van het Kaften zit er zo diep in, dat ik aan het eind van iedere zomer mezelf fysiek moet tegenhouden om niet naar de afdeling schoolspullen te lopen om rollen kaftpapier aan te schaffen. En dan wel met een cool motiefje. Niet dat vreselijke bruine spul. Dat vezelige waar je handen al droog van worden als je er alleen al naar kijkt. Nee, iets met kleuren. Maar geen afbeeldingen. Een raceauto lijkt leuk, maar is eigenlijk nog kinderachtiger dan een troetelbeertje. Het moet neutraal zijn maar toch mijn identiteit tonen. Een identiteit die perfect opgaat in de massa zonder op te vallen. Maar vooral cool.
Gelukkig heb ik die impuls ook dit jaar weer weten te onderdrukken. Ik ben immers Volwassen. Ik hoef niet meer te kaften. Ik mag gewoon iedere dag het Bruto Nationaal Product van Bolivia berekenen met Keynes grafiek. Want dat is wat wij volwassenen dagelijks doen. Leve de Havo!

Reageren is niet mogelijk.