…all we know is, he’s called the Stig…
Als je 11 bent is een auto het toppunt van kracht, snelheid en stoerheid. Het is een grommend monster waarmee je heel hard gaat en misschien over schansen springt. En natuurlijk ga je ook proberen om op twee wielen te rijden als je eenmaal je rijbewijs hebt! Waar heb je anders een auto voor? Eenmaal 36 en al jaren in bezit van rijbewijs en Opel Astra is een auto iets heel anders. Comfortabel. Noodzakelijk. Duur. Een soort verlengde van je huiskamer, waarin je lege mcDonalds verpakkingen en parkeerkaartjes achteloos op de achterbank gooit.
Gisteren was ik weer even 11 jaar oud. En zat ik achter het stuur van een zes maanden oude witte Porsche 911.
Even terug schakelen.
Vanwege de presentatie van de nieuwe race game Need For Speed Shift was ik, samen met nog wat journalisten, uitgenodigd op het circuit van Zandvoort. Ze wilden ons laten zien hoe realistisch het spel wel niet is.
Dit aspect verdwijnt, tegelijk mijn met ogen, even in mijn achterhoofd nadat ik plaats heb genomen in de passagiersstoel van een Renault Clio.
De coureur achter het stuur gaat me even laten zien wat het betekent om met race snelheid over het circuit te rijden. De auto trekt op en duikt op de eerste bocht af, alsof de bestuurder bang is dat deze verdwijnt als hij er niet snel genoeg bij is. Ik kan niet anders doen dan mijn ogen opensperren, mijn kaak laten vallen en proberen om mijn onwillekeurige kreten nog enigszins stoer te laten klinken.
Tijdens de demonstratie ronde rijden er diverse Lamborghini’s over het circuit. Mijn chauffeur besluit deze te negeren en passeert de andere auto’s met soms niet meer dan centimeters tussenruimte. Remmen is voor hem iets wat hij pas doet als hij het wit van de ogen van zijn voorligger in hun spiegel kan zien. En deze voorliggers dragen helmen.
Als ik uitstap (nou ja, uit klauter) knikken mijn knieën. Mijn maag is ergens halverwege het circuit blijven hangen. En ik ben God dankbaar dat ik niet nog een extra donut heb genomen bij de koffie.
Dit is allemaal niet meer dan een warming up. Samen met vier ander collega’s krijgen we in een garage box instructies van een wat oudere heer en dame. Die laatste steekt nonchalant een tweede peuk op, vlak onder het bordje ‘Roken en open vuur verboden’. De man legt ons uit dat we straks achter hem aan gaan rijden, moeten doen wat hij zegt en vooral niet de randen van de baan mogen raken. De deur gaat open en achter elkaar staan daar vijf stralend witte Porsches op een rij. We mogen een helm opzetten en plaatsnemen achter het stuur.
Voordat we mogen starten zit ik daar, in mijn eentje, achter het stuur van een auto die meer kost dan ik in tien jaar verdien. Voor mij trekken de auto’s op. Ik geef gas en de snelheid drukt me plat in de stoel. Een ding is zeker. Dit is geen Opel Astra.
De eerste bocht. Het tempo ligt nog relatief laag. Ik voel hoe veel kracht er onder de motorkap gromt. Sturen gaat als vanzelf.
Het tempo gaat omhoog. Remmen. Insturen. Gas er op. Nog harder.
Het asfalt schiet onder mijn banden door. Bochten komen sneller. Het lijkt wel of de Porsche aan de weg zit geplakt. Meer gas. De racelijn volgen die in zwarte sporen is te lezen. Strakker door de bocht. Ik voel hoe de banden de afzetting raken. Dat mag niet, maar het voelt gewoon goed.
Hoe hard ga ik eigenlijk? Ik wil op de teller kijken maar merk dat dit geen goed idee is. Ogen op de weg. Naast me verschijnt een Clio die me inhaalt alsof ik er niet ben. Het maakt me niets uit. Ik race.
De tijd zit er op. Ik moet uitstappen. Mijn hart bonst. Ik wil meer. Ik vraag meer. Ik krijg… een glimlach en een vriendelijk verzoek om mijn helm weer netjes terug te zetten.
Als ik naar huis rijd in mijn Opel Astra lijkt het of ik door stroop ploeg. Inhalen is pijnlijk. Gas geven lijkt nutteloos. En de file waarin ik beland is de ultieme ironie.
Maar dat is het logische afkicken na mijn eigen Top Gear moment.
En ik weet wat ik eigenlijk wil worden: coureur.
And with this bombshell we come to the end of this column. Goodnight.