Dikkerd

Dikkerd

Het was een klein bruin café in een zijstraatje waar ik normaal gesproken gewoon voorbij liep als ik boodschappen ga doen. Veel mensen binnen. Bijna alle bakrukken waren bezet, behalve een op de hoek vlak bij de deur. Ik ging zitten en wachtte tot ik oogcontact kreeg met de vrouw achter de bar. Ze had kort zwart haar en te veel blauwe oogschaduw op. Met haar gouden oorbellen en door rook verweerd gezicht zag ze er ouder uit dan ze waarschijnlijk was. Met blond haar zou ze misschien op Joke Bruis lijken. Ik bestelde een biertje en keek om me heen. Aan een tafeltje bij het raam zat een man van een jaar of veertig. Baardje, terugwijkende haarlijn, overhemd en bretels. Hij had een twinkeling in zijn ogen en praatte met twee meisjes van hooguit vijfentwintig. De ene leek aan ieder woord van hem te hangen. De ander had een glas Baileys in haar rechterhand en staarde een beetje verveeld over zijn schouder naar het raam. Mooie grijze ogen.
Aan de bar zat een magere grijze man met een smal gezicht. Smalle neus. Smalle lippen. Hij zei niets en keek naar de flessen achter de bar. Een vrouw zat naast hem en zweeg nog harder. Ze was blond geverfd en had een strak truitje aan waardoor zowel haar riante boezem als haar vetrolletjes duidelijk zichtbaar waren. Ze droeg een parelketting en had een lange broek aan die knellend om haar royale dijen en billen spande. Te veel make-up. Een boze blik in haar ogen die nadrukkelijk niet op de smalle man was gericht.
Een enorm dikke man met een rond hoofd en een klein brilletje op zijn neus kwam uit het toilet. Zijn broek moest groot genoeg zijn om het boze stel samen in te laten kamperen. Zijn gestreepte witte overhemd spande om zijn enorme buik. Het kostte hem moeite om zich tussen de tafeltjes en de mensen door naar voren te bewegen. Hij kwam op mij af.
“Dat is mijn kruk,” zei de dikkerd.
Ik keek hem aan. De man zweette. Een cliché beeld van een vetzak met rood hoofd en kleine straaltjes water die over zijn voorhoofd liepen.
“Niemand zei dat hij bezet was,” zei ik.
Normaal gesproken zou ik misschien zijn opgestaan en mijn excuses aan hebben geboden. Ik sta op voor oude dames in de bus. Ik leg altijd een krant onder mijn voeten als ik ze op de bank van de trein leg. Als de kassajuffrouw een fout maakt in mijn voordeel wijs ik haar er op. Maar niet nu. Niet vanavond.
“Ik zat daar net.”
“Nu niet meer.”
Ik en nam een slok van mijn bier. Het was doodgeslagen. Ik keek naar de flessen achter de bar en deed alsof ik de dikkerd niet meer zag. In de spiegel achter de tap zag ik dat zijn ronde emmentaler hoofd nu nog roder werd.
“Ga van die kruk af, klootzak,” zei de dikkerd. Het werd stil in de kroeg. Ergens verwachtte ik nu de muziek van ‘The Good, the Bad and the Ugly’ te horen. De bezoekers van de kroeg leken hun eigen verhalen te zijn vergeten en keken ons aan. Ook het boze stel bleek zich plots te hebben verzoend. De smalle man had zijn hand op de schouder van de geblondeerde rolmops gelegd en gezamenlijk keken ze nieuwsgierig naar mij en Dikzak.
Ik draaide me naar de dikkerd en bekeek hem van top tot teen. Zijn enorme nek was zo rood als zijn hoofd. Zijn worstachtige vingers balden zich tot vuisten.
“Nee,” zei ik.
Het ging niet meer om de kruk. Het ging niet meer om de dikkerd. Ik zag de situatie nu van buitenaf. Als mensen in de supermarkt met hun wagentje tegen mij opreden verontschuldigde ik me dat ik niet op telepathische wijze had voorzien dat ze langs mij heen wilden. Toen de man van de PTT mijn telefoon kwam repareren bood ik hem vriendelijk een kopje koffie aan hoewel hij het probleem niet kon verhelpen en uit frustratie mij de schuld van het probleem en vijftig euro voorrijkosten in de schoenen schoof.
De dikkerd keek om zich heen. Hij leek niet te kunnen bevatten dat iemand zijn bevelen zo maar naast zich neerlegde. Zijn knokkels werden wit van de spanning.
“Ga er af of ik sla je er af.”
Zou er nu iemand ingrijpen? Zou de dame achter de tap sussende woorden spreken in de trend van “Kom nou, jongens, geen ruzie in mijn bar.”
Niemand zei meer iets. De dame achter de tap stond net als de rest gewoon naar mij te kijken. Ze had toch ten minste kunnen doen alsof ze een glas aan het omspoelen was, zoals haar soort in films altijd doet.
Ik keek de dikkerd nogmaals aan.
“Jezus, wat ben jij dik,” zei ik.
Ik dronk mijn glas leeg en zette het op de bar. Daar. Ik had het gezegd. Niemand zegt dat. Iemand kan met een krop zo groot als een tweede hoofd bij de afhaalbalie van een chinees restaurant binnen komen en niemand zal iets zeggen. Of een neus die vijf minuten eerder arriveert dan zijn eigenaar. Of oren die een flinke storm kunnen keren. Ongemakkelijk zullen mensen vooral daar niet over beginnen. Tegen elkaar wisselen mensen achter de rug van de stakker blikken uit. Ze kijken geforceerd vooral niet naar de monstruositeit kijken en geven geen ‘aanstoot’. De spanning is te snijden met een bot botermes maar niemand zal zijn mond opendoen.
“Wa… wat?” zei de dikkerd.
“Jij bent ontzettend dik.” Ik zei het vriendelijk. Ik lachte er bij. Ik voelde me volmaakt ontspannen bij mijn vaststelling van een overduidelijk feit.
“Iedereen kan dat zien. Jij ook. Ik ook. Zij ook.” Ik wees op de mensen die naar ons keken. “Je bent dik. Heel erg dik.”
Dikkerd keek hulpeloos om zich heen. De toeschouwers voelden zich betrapt en keken nerveus een andere kant op. Sommigen bleven nog steeds naar me staren. De twee meisjes aan het tafeltje konden hun ogen niet van me af houden. Ze verwachtten straaks een bloedbad te zien. Hun ogen stonden hongerig. De dikkerd was de leeuw en ik de veroordeelde.
“Jij gore klootzak! Jij biedt je excuses aan of ik sla je op je bek!”
“Waarom?”
“Je zegt dat ik dik ben! Jij biedt je excuses aan of ik sla je tanden uit je muil.”
Hij kwam iets dichter naar me toe. Zijn zweet was te ruiken tussen de stank van rook en verschraald bier.
“Kom nou, Kees, doe effe rustig. Geen ruzie in mijn kroeg,” zei de vrouw achter de bar. Dus toch de sussende woorden, recht uit een slecht Hollywood script. Wat laat, maar ze werden in elk geval uitgesproken zoals dat hoort.
“Hij zegt dat ik dik ben!” riep Kees.
“Dat ben je ook,” zei ik. Ik zag zijn vuisten en wist dat een klap hard aan zou komen. Het kon me niet schelen. Ik lachte Kees vriendelijk toe.
“Klootzak!” riep Kees en hij viel naar me uit. Hij greep me bij mijn trui en had te weinig ruimte om echt een klap uit te delen. Hij schudde me door elkaar en schreeuwde in mijn gezicht. Zijn spuug spatte op mijn wangen. Warm en slijmerig droop het over mijn gezicht als het spoor van een grote naaktslak
“Bied… Je… Excuses…Aan!”
De kruk wankelde. Ik verwachtte achterover op de grond te vallen maar door de drukte om mij heen was daar geen ruimte voor. Ik duwde uit alle macht en wist Kees van me af te krijgen. Hij wankelde een stap achteruit. Kennelijk was hij al een paar biertjes verder, anders had ik hem niet zo makkelijk uit zijn evenwicht gebracht. Misschien was het slimmer geweest om op te staan en weg te gaan. Een stemmetje achter in mijn hoofd zei dat ik aardig moest zijn. Dat ik ‘sorry’ moest zeggen en een biertje voor Kees moest bestellen. Uit een ooghoek zag ik dat de bardame de telefoonhoorn op de haak hing. Ze zag dat ik dat had gezien en keek met een neutrale blik terug.
Inmiddels had Kees zijn evenwicht hervonden.
“Kees, ik snap niet waar je zo kwaad over wordt,” zei ik. Ik was op deze trein gesprongen en besloot te kijken hoe ver hij zou gaan. “Je bént toch ook ontzettend dik. Reusachtig dik. Ik geloof niet dat ik ooit iemand heb gezien die dikker is dan jij.”
De tweede aanval zag ik aankomen, maar kon hem niet ontwijken. Een vlammende pijn schoot door mijn hoofd. Het duurde een paar seconden voor ik weer helder kon zien. Kees stond daar met nog steeds zijn gebalde vuist. Hij keek triomfantelijk.
“Je bent nog steeds dik,” zei ik. Ik voelde aan mijn kin.
Kees haalde weer uit. Deze keer viel ik van de kruk af. Ik voelde het ruwe hout van de vloer dat plakkerig aanvoelde tegen mijn wang. Ik proefde bloed en spuugde op de grond. Met moeite kwam ik half overeind. Kees stond over mij heen gebogen.
“Zeg dat het je spijt!” riep hij. “Bied je excuses aan!”
Ik keek hem in zijn kleine varkensachtige bloeddoorlopen ogen. Zijn brilletje stond scheef op zijn neus.
“Je bent dik,” zei ik. Kees wilde me een trap in mijn maag geven maar bevroor toen de deur van de kroeg open ging. Twee politiemannen wrongen zich naar binnen. Ik zag dat de voorste eerst naar Kees keek en toen naar mij. Ik kwam verder overeind en ging weer op de kruk zitten. Mijn hoofd bonkte. Ik zag dat mijn bloed op mijn trui zat. Kees keek de politieagenten een voor een aan en probeerde zo te zien iets te bedenken.
“Wat is er nou weer gebeurd, Kees,” zei de eerste agent.
Een moment zei niemand iets. Toen zag ik dat Kees zich iets ophief en verontwaardigd zei:
“Deze man zegt dat ik dik ben.”
“Dat ben je ook, Kees,” zei de politieman, die hem bij zijn arm nam en mee naar buiten voerde.

3 gedachten over “Dikkerd

  1. Je hebt gelijk 🙂 Het is inderdaad “Bied je excuses aan”. Verderop klopt het wel: “Jij biedt nu je excuses aan.” Dank voor de correctie.

Reageren is niet mogelijk.

Reageren is niet mogelijk.