De mening waar ik het mee eens ben is feitelijk juist

De mening waar ik het mee eens ben is feitelijk juist

Als journalist voor de plaatselijke krant was ik ooit aanwezig bij een debat over drugs tussen een VVD burgemeester en een SGP raadslid.

Het publiek bestaat uit de leerlingen van de streng-gereformeerde middelbare school.
De VVD-er houdt een pleidooi voor een pragmatische aanpak. Want door drugs te verbieden verstop je het probleem alleen, met als bijverschijnsel dat criminaliteit toeneemt en dat dealers geen onderscheid maken tussen relatief veilige weed en (bijvoorbeeld) heroine. Hij onderstreept zijn pleidooi met jarenlange ervaring als officier van justitie, en met cijfers die laten zien dat een zero-tolerance beleid helemaal niets oplevert.

De SGP-er is aan de beurt om zijn punt te verdedigen: drugs moeten helemaal verboden worden. Want dat staat zo in de Bijbel. En: drugs komen heel dicht in de buurt van het Occulte!

Achteraf spreek ik een aantal leerlingen. Ze zijn een jaar of zestien. Ik vraag wie volgens hen de beste argumenten had.
“De meneer van de SGP!” zeggen ze allemaal.
Maar waarom dan?
“Hij heeft gewoon gelijk.”
Maar vinden ze dan dat de ander helemaal niets zinnigs zei?
Ze kijken mij en elkaar oprecht verbaasd aan. “Nee, niets. Drugs moeten gewoon weg uit de stad.”
Doorvragen helpt niet. Het komt niet bij hen op dat argumenten van de ander eventueel ook zinnig kunnen zijn. Dat er zoiets bestaat als ‘een andere kant van de zaak’.

Die kinderen kwamen naar het debat met een mening, hoorde iemand die dezelfde mening had als zij, en dat was daarom de juiste mening.

Op dat moment, een jaar of vijftien terug, dacht ik dat dit kwam door de fundamentalistisch-Christelijke opvoeding. Ik dacht dat alleen fanatiek religieuzen in staat waren om hun eigen standpunt vast te houden zonder zelfs maar te overwegen of anderen misschien gelijk konden hebben.

Reageren is niet mogelijk.