Een moment stilte voor een handmixer

Een moment stilte voor een handmixer

Ik leg de handmixer op de toonbank. Het HEMA kassameisje slaat deze aan en ik betaal. Tien euro.
‘Twee jaar garantie, bewaar de bon!’ zegt ze vrolijk.
‘Ja, doe ik!’ zeg ik terwijl ik mijn rugzak open en mijn portemonnee terug stop. En op dat moment bevriest de glimlach van het meisje. Alle vrolijkheid vloeit weg, om plaats te maken voor een lege blik. Ze doet wat alle kassameisjes overal doen als de transactie is voltooid:
Ze staat stil, zegt niets en weigert de klant na mij te helpen tot ik bij de kassa weg ben. Het is alsof iemand haar even ‘uit’ heeft gezet, terwijl ik mijn mixer probeer zo snel mogelijk in mijn tas te proppen.
Het is een moment van stilte die me, nu het me eenmaal is opgevallen, steeds zwaarder gaat wegen. Waar het me eerst simpelweg verbaasde, heb ik inmiddels geleerd om de stilte te vrezen. Ik doe er alles aan om hem te doorbreken, maar praatjes maken helpt niet. Ik heb al een aantal malen gemerkt dat een vrolijke kwinkslag niet wordt gewaardeerd als het moment van stilte is ingegaan. Dat levert mij blikken op als was ik de Damschreeuwer. Ik moet kennelijk opschieten! Niet lanterfanten! Geen grapjes maken! Inpakken en wegwezen!
Het ironische is, dat de meisjes dit waarschijnlijk hebben geleerd van hun baas onder het mom van beleefdheid: ‘Je mag de klant niet opjagen, dus je wacht met de volgende persoon tot hij klaar is!’
Het resultaat doet mij denken aan een hele enge griezelfilm, waarbij juist de lege starende blik van de stilstaande zombie veel enger is dan een monster dat recht op je afrent.
Terwijl ik mijn best doe om zo snel mogelijk uit deze stilte weg te komen, besef ik dat Nederland een raar land als het gaat om klantenservice. Zo zat ik een tijdje terug met een vriend van mij in een restaurant, waar wij beiden een stuk taart bestelden. Hij chocolade, ik noten. Aan het gezicht van mijn vriend te zien bleek de taart niet lekker. Droog. Oud. We halen de ober, schuine streep eigenaar, er bij die de klacht lachend aanhoort.
Hij zegt: “Ja die taart is van vorige week. Ik heb heb gisteren nog geprobeerd en vond hem toen nog redelijk eetbaar.” Waarop hij ons aankijkt alsof hiermee de klacht afdoende is afgehandeld. Pas als we beiden aangeven dat de toestand van ‘gisteren nog redelijk eetbaar’ niet de optimale toestand is van een stuk taart, dringt het tot de man door dat hij de taart ook echt moet vervangen.
De gedachten vervagen als ik klaar ben. Inmiddels is de mixer ingepakt en de portemonnee op een veilige plek. Ik mag weg en ook het kassameisje kijkt opgelucht. Terwijl ik de winkel verlaat bedenk ik mijn eerste goede voornemen voor het komende jaar.
Ik ga dat ook doen, de volgende keer dat ik iets koop. Het afrekenen is voorbij, ik heb mijn aanschaf in de tas zitten en vervolgens blijf ik staan. Ik zeg niets, ik kijk gewoon recht voor me uit. Misschien dat ik af en toe een tikje gegeneerd om me heen kijk, en een klein zuchtje slaak. Dit net zo lang tot het kassameisje de volgende klant helpt. Eens kijken of zij het wel leuk vindt.

Reageren is niet mogelijk.